|
||||||||
Dit is er eentje uit de categorie “levende legenden”. Hoewel zijn naam misschien niet bij iedereen geweldig luide belletjes laat rinkelen, kun je zonder enige overdrijving stellen dat de nu 81-jarige saxofonist tot de Champions League van de jazz behoort. Misschien was hij wel een beetje voorbestemd: z’n vader runde namelijk een jazzclub waar al eens groten van de faam van Art Blakey of George Benson geprogrammeerd werden en so kwam het dat kleine Gary nauwelijks elf was toen hij sax ging spelen en niet eens achttien, toen hij met Blakey mocht meespelen in de club van papa. Conservatorium volgde en al snel ging hij bij Max Roach en Abbey Lincoln spelen. Later werd hij volwaardig lid van Blakey’s Messengers, en nadien volgden nog de bands van McCoy Tyner, Blue Mitchell en, niet te vergeten: Miles Davis. Dat zijn referenties waar slechts weinigen op kunnen bogen en Gary’s naam ging al snel rond, zodat hij van de ene naar de andere plaatopname rende. Jackie McLean, Charles Tolliver, Lee Konitz…allemaal deden ze een beroep op zijn bijzondere toon en tegen het midden van de jaren ’70 voelde hij zich klaar om onder eigen naam aan de verovering van de wereld te beginnen. Die reis duurt tot op vandaag voort en met grote regelmaat brengt Bartz platen uit, die vaak bijeen geïmproviseerd lijken, maar in feite het resultaat zijn van zeventig jaar oefenen en spelen en werken aan een eigen gezicht. Zesenveertig jaar geleden was Bartz met zijn NTU Troop -in het Bantu is de uitgang “ntu” steevast synoniem van “eenheid” of “gemeenschap”- te gast bij de Post-Aula in Bremen. Gelukkig voor ons nam Radio Bremen het concert helemaal op, zodat we er vandaag -in uitmuntende geluidskwaliteit trouwens- meer dan twee uur lang kunnen van genieten. Naast Bartz zelf op saxen en aan de zang, is er toetsenist Charles Mims, bassist Curtis Robinson en drummer Howard King en ik moet zeggen dat ik -een absolute niet-kenner- meer dan een beetje onder d indruk ben. Dit is genieten van begin tot einde en dat wordt het al helemaal als je in het bijhorende boekje leest hoezeer Bartz tergen de term “jazz” gekant is. Hij heeft het veel liever over “geïmproviseerd componeren” en demonstreert dat, samen met zijn muzikanten uitgebreid in een openingstrack van ruim een half uur. De medley “Nation Time/Ju Ju Man”, is enerzijds een demonstratie van virtuositeit, gecombineerd met bijwijlen brute kracht, maar anderzijds komt ze wel van vier muzikanten, die elkaar manifest door en door kennen en naar elkaar luisteren, zeker in het tweede deel, dat een hommage is aan John Coltrane’s “A Love Supreme”-album. Bartz is een man die muziek erg ernstig neemt, maar toch niet te beroerd is om in de volgende medley erg grappig uit de hoek te komen met “The Sounding Song”, al wordt het seconden later bittere ernst met “Incident’ en zoals vaak bij Bartz, politiek getint met “Uhuru Sasa”, wat zoveel betekent als “vrijheid, NU” e, met “I’ve Known Rivers”, dat losjes gebaseerd is op een gedicht van Langston Hughes en over “zwarte trots” handelt. In “Sweet Tooth” mogen de drie begeleiders uitgebreid hun kunnen demonstreren, waarna Bartz weer een masterclass uit de sax schudt met nog maar eens een medley van ruim achttien minuten: “Peace and Love / Sifa Zote”. Voor dessert wordt “For the Love of You” bewaard, één van de signatuursongs van The Isley Brothers. Op het moment van het concert in Bremen was dat nummer nauwelijks zes weken oud en wat Bartz er toen al mee deed, is ronduit indrukwekkend. Het lijdt weinig twijfel dat de toeschouwers na afloop de zaal verlieten met een glimlach van oor tot oor. Ik heb de plaat nu een keer of zes gehoord en -het overkomt me zelden- elke keer weer denk ik “daar had ik wel willen bij zijn”. Heerlijke plaat, die volkomen terecht wereldkundig gemaakt wordt ! (Dani Heyvaert)
|
||||||||
|
||||||||